Het Bükkgebergte ligt in noordoost-Hongarije tussen de steden Eger en Miskolc. Het is een ruig kalkgebergte met steile rotsen, diepe valleien en uitgestrekte bossen. Ook al zijn de hoogste bergtoppen niet erg ver boven zeeniveau, je waant je, als gevolg van de grote relatieve hoogteverschillen, toch echt in de bergen. Het laagste punt in het Bükkgebergte is 200 meter boven zeeniveau, de hoogste top reikt tot 958 meter en heet Istállós-kő.
Een bijzonder fraai deel van het Bükkgebergte wordt gevormd door het plateau dat op 900 meter ligt en bekroond wordt door de toppen van de Istállós-kő, de Tar-kő, de Orkő, de Három-kő, de Magos-kő en de Orvény-kő. Het totale gebied beslaat zo’n 61.000 hectare, waarvan tweederde beschermd gebied is en binnen het Bükk Nationaal Park valt.
Het Bükkgebergte is een gebied van intensieve bosbouw en er wordt gejaagd op klein wild.
Tot op de dag van vandaag beoefent men er nog het kalkbranden en kolenbranden. Dit zijn echter hoofdzakelijk activiteiten voor de toeristen ter illustratie van hoe het er hier in vroeger tijden aan toe ging. Bij het kalkbranden wordt het kalksteen, waaruit het Bükkgebergte hoofdzakelijk bestaat, in het vuur gelegd waardoor alle andere stoffen in het gesteente verbranden en er zuivere kalk overblijft. Kolenbranders legden zich toe op de productie van houtskool. Met beide soorten handelswaar voorzag menige bewoner van het Bükkgebied destijds in zijn levensonderhoud.
De vele grotten die het gebergte rijk is, hebben ertoe bijgedragen dat het Bükkgebergte in 1977 de status kreeg van nationaal park. Er bevindt zich bijvoorbeeld de diepste grot van Europa, de István-lápa die 254 meter diep en maar liefst 6.700 meter lang is. In totaal zijn 1.100 grotten bekend, waarvan er 52 streng beschermd worden. De redenen daarvoor zijn dat zich in tal van grotten bijzondere druipsteenformaties bevinden en dat er sporen zijn gevonden van prehistorische bewoning, zoals een vuurplaats van Neanderthalers en opgravingen van botten van de oerbison, de holenbeer en de mammoet. Vier grotten in het Bükkgebergte zijn open voor het publiek. De bekendste hiervan zijn de Anna-grot en de Szent-István-grot.
Niet slechts de grotten maar ook de bijzondere flora en fauna zijn doorslaggevend geweest voor de toekenning van de status van nationaal park.
Zo telt het Bükkgebied zo’n 600 bijzondere bloeiende plantensoorten en nestelt zich hier ook de zeldzame keizerarend. Die laatste is voor zijn broedgebied afhankelijk van de rijke bebossing van het Bükkgebergte. Hij jaagt er onder andere op de kleine grondeekhoorns (‘siesels’ genaamd) die voorkomen op de vlakkere steppengebieden. Daarnaast broeden ook de slangenarend, de schreeuwarend, de oehoe (de grootste uilensoort) en de zwarte ooievaar in de bergen van Bükk.
Regelmatig is hier de sakervalk te bewonderen. Van oorsprong broedde de sakervalk in dit gebied, maar nu heeft hij een beter onderkomen gevonden in de vele kunstmatige nestkasten die bovenop elektriciteitspalen zijn gemonteerd. Beren komen in dit gebied niet meer voor. U komt in het Bükkgebied wel wilde zwijnen, herten en reeën, moeflons en beschermde zoogdieren zoals de wilde kat, de steenmarter en de hermelijn tegen.
Bij voortduring worden kleine stukjes bos vakkundig gekapt. Hierdoor ontstaat een zeer gevarieerd bos rijk aan vogels. Heel bijzonder is dat er in het Bükkgebied wel acht verschillende soorten spechten voorkomen. In het broedseizoen wordt de houtkap gestaakt om de broedende vogels niet te verstoren.
Last but not least zijn er de Lippizaner paarden die grazen in de dalen van het Bükkgebergte. Ze hebben hun bekendheid mede te danken aan de Spaanse rijschool in Wenen.
Niet slechts de grotten maar ook de bijzondere flora en fauna zijn doorslaggevend geweest voor de toekenning van de status van nationaal park. In Szilvásvárad, dat gelegen is aan de rand van het Bükk Nationaal Park, is er zelfs een museum aan hen gewijd. Het museum biedt een overzicht van de geschiedenis van de Lippizaner kudde en de belangrijkste fokhengsten kunnen in de naburige stal bewonderd worden.